Gedicht Jan Hanlo

 

ZO MEEN IK DAT OOK JIJ BENT

 

zoals de koelte 's nachts langs lelies

en langs rozen

als wil koraal en parels diep in zee

zoals wat schoon en rustig schuilt

maar straalt wanneer ik schouwen wil

zo meen ik dat ook jij bent

als melk

als leem

en 't bleke rood van vaal gesteent

of porselein

zoals wat ver is en gering

en lang vergeten voor het oud is

zoals een waskaars en een koekoek

en een oud boek en een glimlach

en wat onverwacht en zicht is en het eerste

en wat schuchter en verlangend en vrijgevig

gaaf maar broos is

zo meen ik dat ook jij bent

 

Jan Hanlo 1912-1969

Vanaf 1944 schreef Hanlo gedichten, waarvan met name Oote de aandacht trok. Dit klankgedicht (Hanlo sprak zelf van 'kinderbrabbeltaal') verscheen in 1952 in het door het rijk gesubsidieerde tijdschrift Roeping. Het blad Elsevier besteedde daar aandacht aan en het VVD-Eerste-Kamerlid W.C. Wendelaar stelde vervolgens Eerste-Kamervragen over de subsidie aan het blad dat Hanlo's 'infantiel gebazel' publiceerde. Dat leverde de nodige publiciteit op.




Gevoelens zitten er heel veel in in het gedicht het gaat over het schrijven hoe mooi ze is zonder het direct te vertellen, het zijn lange regels in plaats van korte die je vaak tegenkomt.


de titel

gaat over wat de schrijver over een vrouw vind wie hij leuk vind.

Maak jouw eigen website met JouwWeb